Bijlage: Ontwikkeling financiën

Ontwikkeling inkomsten

Ontwikkelingen gemeentefonds

Terug naar navigatie - Ontwikkelingen gemeentefonds

Het gemeentefonds is voor gemeenten de belangrijkste inkomstenbron. Het zijn de middelen die we ontvangen van het Rijk. Hoeveel wij van het Rijk ontvangen, wordt bekend gemaakt door middel van circulaires.  Naast de meicirculaire verschijnen in september en december ook circulaires. De uitkomsten van de meicirculaire hebben wij in de onderstaande tabel samengevat. Onder de tabel lichten wij de effecten toe. 

EFFECTEN MEICIRCULAIRE
(bedragen x € 1.000)
2024 2025 2026 2027
Uitkeringsfactor
Accresontwikkeling 1.224 2.020 2.152 2.226
Nominaal effect 2.627 1.767 1.199 970
Plafond BTW-compensatiefonds - - - 148
Financieringssystematiek - - - 1.792
Overige ontwikkelingen uitkeringsfactor 90 159 74 171
Ontwikkeling uitkeringsbasis
Ontwikkeling uitkeringsbasis -299 -294 -286 -286
Hoeveelheidsverschillen 753 520 248 -5
WOZ-waardering en aanpassing rekentarieven -524 -524 -524 -524
Middelen sociaal domein
Loon- en prijsbijstelling AP Jeugdhulp 171 98 - -
Jeugdzorg 403 254 44 27
Integraal Zorgakkoord (WMO abonnementarief) - 225 212 205
Terugdraaien eigen bijdrage huishoudelijke hulp WMO - 203 192 185
Herinvoering eigen bijdrage WMO - - -446 -431
Loon- en prijsbijstelling 2023 participatie 13 14 - -
Loon- en prijsbijstelling Voogdij 18+ 115 116 - -
Subtotaal centraal 4.573 4.558 2.865 4.478
Taakmutaties
Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslag 7 7 7 7
Handhaving energielabel C kantoren 2 2 -2 -2
Verdeling structurele middelen wet goed Verhuurderschap -20 -20 -19 -18
Wet Goed Verhuurderschap 42 43 40 39
Voorschoolse educatie 1 1 1 1
IU/DU/SU
Brede impuls combinatiefunctie/buurtsportcoaches -75 -75 -75 -75
Voorschoolse voorziening peuters -5 -5 -5 -5
Jeugdhulp kinderen in een AZC -32 -32 -32 -32
Wet kwaliteitsborging bouw -14 -14 -14 -
Armoedebestrijding kinderen 3 3 3 3
3D's in het sociaal domein
Participatie 309 297 297 277
Subtotaal decentraal 218 207 201 195
Totaal effecten meicirculaire 4.791 4.765 3.066 4.673

Algemeen
De decembercirculaire is geen bijstelmoment voor het accres. In de decembercirculaire worden de laatste zaken van het betreffende uitkeringsjaar afgewikkeld. Evenals vorig jaar bevatte de circulaire van december 2022 ook enkele mutaties voor uitkeringsjaar 2023 en verder. Deze meerjarige financiële effecten zijn meegenomen in de financiële verwerking van de meicirculaire. Tekstueel geven wij onderstaand een toelichting op deze effecten per circulaire.

Decembercirculaire 2022

Correctie raming WOZ-waarden en uitkeringsbasis
Het ministerie van BZK heeft in het rekenmodel van de septembercirculaire 2022 gerekend met een te hoge raming van de WOZ-waarden, waardoor de uitkeringsfactor 8 punten te hoog was vastgesteld. In onze applicatie is deze correctie separaat inzichtelijk gemaakt. De uitkeringsfactor is vanaf 2022 neerwaarts bijgesteld met 8 punten omdat de WOZ-waarde van de woningen eigenaren (7 uitkeringspunten) en de niet-woningen eigenaren en gebruikers (1 uitkeringspunt) te hoog was. Het negatieve is effect is in bovenstaande tabel verwerkt en gesaldeerd met het negatieve effect vanuit de meicirculaire 2023.

Taakmutaties
Na aanleiding van de decembercirculaire ontvangen wij extra middelen voor de uitvoering van de taakmutatie Wet Goed Verhuurderschap. Gemeenten krijgen meer mogelijkheden om malafide verhuurderschap en discriminatie op de huurmarkt gerichter aan te pakken. Deze afspraken worden uitgevoerd in de vorm van het wetsvoorstel Goed Verhuurderschap, dat naar verwachting in juli 2023 in werking zal treden. Voor de structurele kosten wordt een bedrag van € 12,4 miljoen met ingang van 2023 toegevoegd. Op verzoek van de VNG en de gemeenten is de verdeelsleutel voor de jaren 2023 en verder gewijzigd voor gemeente Coevorden heeft dit een negatief effect.


Meicirculaire 2023

Uitkeringsfactor
Accressen
Sinds de meicirculaire 2022 is het accres gesplitst in een volume- en een nominaal deel, waarbij het nominale deel ter compensatie is van loon- en prijsstijging en het volumedeel ter compensatie van bevolkingstoename en reëel accres. In de meicirculaire 2023 zijn de LPO-accressen voor de jaren 2023 tot en met 2027 bijgewerkt en is sprake van een opwaartse bijstelling voor alle jaren.

Nominaal effect
Aangezien wij onze begroting baseren op constante prijzen, stapelen (cumuleren) wij niet jaar op jaar het effect van prijsstijgingen (inflatie) in de begroting. Dit doen wij één keer per jaar en voegen wij dan voor alle vier de jaren toe. Hiermee verwerken wij de inflatie in de algemene uitkering en hebben wij normaal gesproken jaarlijks een structureel voordeel onder het kopje “nominale effecten”.  Deze verwerken wij in de cijfers, het moment dat het basisjaar verlegd wordt.

Nieuwe financieringssystematiek
Het kabinet heeft besloten om het gemeentefonds voor de volume-ontwikkeling vanaf 2027 te indexeren op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product.  De nieuwe financieringssystematiek houdt in dat de volumeontwikkeling van het gemeentefonds vanaf 2027 wordt gebaseerd op een historisch gemiddelde. Hiervoor is in de Voorjaarsnota 2023 een budget gereserveerd van € 150 miljoen in 2027 en € 300 miljoen in 2028. In de meicirculaire 2023 is de nieuwe financieringssystematiek nog niet verwerkt.

In september 2022 maakte het kabinet € 1,0 miljard vrij voor 2026. Vooruitlopend op een nieuwe financieringssytematiek heeft het kabinet vanaf 2027 structureel € 1 miljard beschikbaar gesteld. Later dit jaar, in de septembercirculaire 2023, wordt van dit bedrag nog een deel in het BTW compensatiefonds (BCF) gestort. We schatten in dat hierdoor per saldo via de algemene uitkering € 924 miljoen beschikbaar blijft en € 76 miljoen aan het BTW-compensatiefonds wordt toegevoegd. Op dit moment hebben wij het bedrag voor het BTW-Compensatiefonds als inkomst opgenomen. Bij de septembercirculaire 2023 zal dit deel na verwachting gestort worden in het BTW-compensatiefonds en derhalve een onttrekking aan de algemene reserve betekenen.

Ontwikkeling uitkeringsbasis
Voor uitkeringsjaar 2023 wordt de waarde op peildatum 1 januari 2022 gehanteerd. Voor uitkeringsjaar 2024 wordt de waarde op peildatum 1 januari 2023 gehanteerd. Het verschil tussen die twee is de waardeontwikkeling gedurende 2022. Die ontwikkeling is als gemiddelde in het land volgens de meicirculaire 2023 +3% voor woningen en +2% voor niet-woningen. Voor uitkeringsjaar 2024 heeft het ministerie van BZK de rekentarieven aangepast aan deze landelijk gemiddelde waarde mutatie. Voor woningen en niet-woningen is het negatieve rekentarief lager, omdat de waardeontwikkeling lager is dan de inflatie in 2022, door het CPB vastgesteld op 7%. Ook is in het saldo het negatieve effect van de correctie van de WOZ-waarden uit de decembercirculaire 2022 opgenomen.

Middelen sociaal domein

Jeugdzorg
Het Rijk en de VNG hebben dit jaar een financieel principeakkoord bereikt voor de Hervormingsagenda Jeugd. In de meicirculaire 2023 wordt voor jeugdzorg, onder voorbehoud van omzetting naar een definitief
akkoord op de Hervormingsagenda, voor 2024 € 1.454 miljoen en voor 2025 € 954 miljoen beschikbaar gesteld.  Voor 2024 gaat het om een bedrag van € 91 miljoen en voor 2025 € 95 miljoen. Per saldo wordt hierdoor voor 2024 € 1.363 miljoen en voor 2025 € 859 miljoen aan de algemene uitkering toegevoegd. Voor de jaren 2026 en verder blijven de middelen gereserveerd en zal toevoeging aan de algemene uitkering plaatsvinden na het advies van de deskundigencommissie en besluitvorming daarover. 

Voor de jaren 2024 en 2025 is afgesproken dat de gemeenten een stelpost mochten opnemen in de begroting van nog te ontvangen middelen. Deze stelpost heeft gemeente Coevorden ook opgenomen. De compensatie 2024 en 2025 is in de meicirculaire 2023 hoger dan geraamd. Dit heeft een positief effect. 

Verder is één van de financiële afspraken in het principeakkoord dat de huidige besparingsreeks van € 374 miljoen voor 2023, € 463 voor 2024, € 570 voor 2025 voor 2023 tot en met 2025 bevroren is op het niveau van € 374 miljoen. Voor 2026 staat de besparing, zoals voorzien, op € 961 miljoen en loopt op tot iets meer dan € 1 miljard voor 2027. Ook zijn afspraken gemaakt over de aanvullende besparing van € 100 miljoen voor 2024, waarbij de Rijksoverheid de verantwoordelijkheid heeft om deze besparing in te vullen met (wettelijke) maatregelen. Voor 2024 geldt dat de geraamde extra besparing van € 100 miljoen vanwege een vertraging in de totstandkoming van de Hervormingsagenda Jeugd is vervallen. Het vervallen van de extra korting voor 2024 heeft geen budgettair effect. Het verloopt budgettair neutraal, omdat gemeenten in de begroting voor Jeugdzorg rekening moeten houden met de voorgenomen besparing en een lagere raming voor de uitgaven.

Integraal zorgakkoord
Het kabinet stelt structureel extra middelen (€ 110 miljoen) beschikbaar aan gemeenten samenhangend met het Integraal Zorgakkoord, ter compensatie van gemeenten voor gestegen kosten als gevolg van de invoering van het abonnementstarief Wmo.

WMO
Het abonnementstarief in de Wmo 2015 wordt afgeschaft (geraamde opbrengst € 95 miljoen vanaf 2025 (13a)) en in plaats daarvan wordt de inkomensafhankelijke eigen bijdrage in de Wmo 2015 heringevoerd (geraamde opbrengst € 225 miljoen vanaf 2026 ). Daarbij is het uitgangspunt dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de vormgeving zoals die voorheen was met oog voor inkomenseffecten en het beroep dat wordt gedaan op de Wmo. Anders dan beoogd in het Coalitieakkoord verdwijnt het abonnementstarief niet alleen voor de huishoudelijke hulp, maar voor alle Wmo-voorzieningen waarop het abonnementstarief nu van toepassing is. Hiervoor wordt een wetsvoorstel voorbereid. Het huidige wetsvoorstel voor invoering van de passende eigen bijdrage huishoudelijke hulp (waarvan de inwerkingtreding per 2025 werd voorzien) wordt ingetrokken.

Participatie
Per 2023 is een deel van de integratie-uitkering Participatie overgeheveld naar de algemene uitkering . Op basis van de huidige normeringssystematiek telt dit budget in 2023 nog niet mee in de grondslag van het accres
voor de jaren 2023 tot en met 2025. Daarom wordt voor dit overgehevelde budget nog één keer separaat loon- en prijsbijstelling toegekend voor de periode 2023 tot en met 2025.

Taakmutaties
Er is sprake van een bijstelling van de taakmutatie Wet Goed Verhuurderschap. In het Coalitieakkoord is afgesproken dat gemeenten meer mogelijkheden krijgen om malafide verhuurderschap en discriminatie op de huurmarkt gerichter aan te pakken. Het Rijk stelt middelen ter beschikking om gemeenten financieel te ondersteunen bij de implementatie en uitvoering van het wetsvoorstel. De financiering bestaat uit een incidentele bijdrage van € 9,2 miljoen voor de eenmalige kosten die gemeenten maken als gevolg van de invoering van de landelijke regels en het instellen van het meldpunt. Daarnaast bestaat de financiering uit een structurele bijdrage van € 12,4 miljoen voor de structurele kosten als gevolg van de handhaving van de landelijke algemene regels en het meldpunt. De structurele middelen worden vanaf januari 2023 uitgekeerd via de algemene uitkering. De incidentele middelen worden via een decentrale uitkering uitgekeerd.

Integratie-uitkeringen / Decentralisatie-uitkeringen / Specifieke uitkeringen (IU/DU/SU)
In de meicirculaire zijn de mutaties inzake de decentralisatie-uitkeringen opgenomen.

Brede Regeling Combinatiefuncties
De uitkering zal niet meer plaatsvinden via het gemeentefonds, maar via een specifieke uitkering. Vanwege deze wijziging is in de meicirculaire 2023 de maatstaaf Brede impuls combinatiefuncties/buurtsportcoaches met ingang van uitkeringsjaar 2023 en verder vervallen.

Kinderen in een AZC
De septembercirculaire 2018 zijn gemeenten geïnformeerd dat zij vanaf 2019 volledig verantwoordelijk worden voor de organisatie en financiering van jeugdhulp, inclusief de jeugd-ggz, aan kinderen in een AZC. Hiervoor is structureel € 5,1 miljoen beschikbaar.  Bijlage 3.3.3 bevat de definitieve verdeling voor 2022. Deze verdeling is gebaseerd op de cijfers van januari 2022 tot en met december 2022. Deze bedragen zijn voorlopig ook voor 2023 en verder gehanteerd.

Belastingen, huren en overige inkomsten

Terug naar navigatie - Belastingen, huren en overige inkomsten

Belastingen
Wij verhogen de opbrengst van de Onroerendezaakbelasting (Ozb) en de forensenbelasting met de hierboven genoemde prijsindex van 3,90%. De opbrengst van deze belastingen zetten wij in als algemeen dekkingsmiddel. Het uitgangspunt is dat alle tarieven worden aangepast met dit prijsindexcijfer. Tegenover de inkomsten van veel tarieven staan kosten, zoals bij de rioolheffing en de afvalstoffenheffing. De stijging van deze tarieven nemen wij niet op in de Kaderbrief, omdat ze niet tot extra ruimte in de begroting leiden. Dit zijn zogenaamde kostendekkende tarieven. Bij de Programmabegroting 2024 berekenen wij met welk percentage deze tarieven moeten worden aangepast, om de kosten te dekken. Hierbij spelen ook andere factoren een rol zoals waarde-mutaties onroerend goed, het aantal aansluitingen, en dergelijke.

Huren en pachten
De verwachte inkomsten voor huren en pachten verhogen wij eveneens met het prijsindexcijfer van 3,90%.

ONTWIKKELING INKOMSTEN
(Bedragen x € 1.000)
2024 2025 2026 2027
Belastingen 370 370 370 370
Huren en pachten 55 55 55 55
Totaal inkomsten 425 425 425 425

Ontwikkeling uitgaven

Terug naar navigatie - Ter inleiding

In dit hoofdstuk gaan wij in op de ontwikkeling van onze uitgaven. Wij hebben onze uitgaven voor de komende vier jaren geactualiseerd op basis van bijvoorbeeld landelijke indexcijfers, landelijke en lokale ontwikkelingen in wet- en regelgeving, onze aanbestedingen en de kaderbrieven van onze verbonden partijen. 

Loon- en prijsontwikkeling

Terug naar navigatie - Loon- en prijsontwikkeling

Loonontwikkeling
De huidige Cao voor gemeenten loopt af op 1 januari 2024. Op basis van het landelijke indexcijfer “loonvoet sector overheid” (maart 2023) hebben wij voor de loonontwikkeling 2024 een percentage van 5,20% gehanteerd.  

Prijsontwikkeling 
Wij verhogen jaarlijks onze budgetten met een index ter compensatie van stijgende prijzen als gevolg van inflatie. Voor 2024 bedraagt de prijsindex 3,90% (2023: 2,30%). Daar waar wij afwijkende afspraken contractueel hebben vastgelegd of de index substantieel afwijkt van de standaard index passen wij maatwerk toe.

In het sociaal domein is in de contracten een prijsindexcijfer voor zorgkosten opgenomen. Dit is een gecombineerde index voor lonen en prijzen en is voor 2024 geprognosticeerd op 4,74% (2023: 3,87%).
Daarnaast hebben wij voor Wmo- en leerlingenvervoer het branche specifieke NEA-prijsindexcijfer in onze contracten opgenomen. Deze index is gecalculeerd op 13,70% (2023: 3,50%).

ONTWIKKELING LONEN EN PRIJZEN
(Bedragen x € 1.000)
Percentage 2024 2025 2026 2027
Loonontwikkeling eigen organisatie 5,20% -1.080 -1.080 -1.080 -1.080
Prijscompensatie regulier 3,90% -665 -665 -665 -665
Prijscompensatie subsidies 3,90% -215 -215 -215 -215
Loon- en prijscompensatie sociaal domein 4,74% -755 -755 -755 -755
Loon- en prijscompensatie leerlingenvervoer 13,70% -100 -100 -100 -100
Totaal -2.815 -2.815 -2.815 -2.815

Opmerking
In de Kaderbrief en Programmabegroting 2023 hebben wij een soortgelijke werkwijze gehanteerd. Deze is in lijn met onze nota Financieel Beleid. Inmiddels zijn wij een jaar verder en zien wij dat de destijds gehanteerde prijsindexcijfers niet over de hele linie passend zijn in de huidige tijdgeest. De aanhoudende hoge inflatie is hieraan debet. Kijken wij naar dezelfde index nu, dan heeft deze een omvang van 5,90%. Waar wij het leeuwendeel van onze budgetten hebben verhoogd met een percentage van 2,30%. Daarnaast zien wij dat sommige leveranciers nog hogere indexen hebben toegepast van soms 10% en meer. Bij de Halfjaarrapportage 2023 gaan wij dit nader onderzoeken en maken wij de balans op welke financiële omvang deze mogelijke discrepantie heeft. Dit zullen wij vervolgens betrekken bij de samenstelling van de Programmabegroting 2024. Overigens staat hier wel een mogelijke dekkingsbron tegenover, namelijk de stelpost inflatie. De toereikendheid zal na de zomer bekend zijn. Dit kan dus betekenen dat wij aan het bovenstaande overzicht nog gaan toevoegen een extra aanvulling op de prijscompensatie 2023.

Autonome ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Autonome ontwikkelingen

Onder autonome ontwikkelingen verstaan wij ontwikkelingen die van buitenaf op ons afkomen en waar wij als gemeente geen invloed op hebben. Dit kunnen bijvoorbeeld nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving en volumestijgingen zijn. In de Kaderbrief 2024 zijn geen autonome ontwikkeling opgenomen. Als er zich de komende periode wel concrete autonome ontwikkelingen voordoen dan zullen wij deze meenemen bij het samenstellen van de Programmabegroting 2024 en de meerjarenraming 2025 - 2027.

Verbonden partijen

Terug naar navigatie - Verbonden partijen

Van onze verbonden partijen ontvangen wij op grond van de Wet op de gemeenschappelijke regelingen (Wgr) kaderbrieven en ontwerpbegrotingen. Om een volledig overzicht van het financieel meerjarenperspectief te presenteren, hebben wij de financiële effecten van alle verbonden partijen onderstaand samengevat. 

VERBONDEN PARTIJEN
(bedragen x € 1.000)
2024 2025 2026 2027
Emco -128 -140 -71 58
GGD -61 -61 -61 -61
Recreatieschap Drenthe -7 -7 -9 -13
RUD -488 -488 -488 -488
VRD -269 -269 -269 -269
Publiek vervoer -1 -1 -2 -3
Totaal -954 -966 -900 -776

Opmerking
Voor enkele verbonden partijen laat de gevraagde gemeentelijke bijdrage een forse uitzet zien. Hierbij kan eventueel de nuance nog worden aangebracht tussen het volume van loon- en prijsontwikkeling enerzijds en beleidsmatige en/of autonome ontwikkelingen anderzijds. Dit doet overigens niets af aan de hierboven genoemde bedragen.

Nieuwe ontwikkelingen

Terug naar navigatie - Nieuwe ontwikkelingen

In principe vragen wij geen geld voor nieuwe ontwikkelingen bij de Kaderbrief. Dit doen wij of bij de Programmabegroting of in lijn met de in het Bestuursprogramma geïntroduceerde nieuwe financiële beleidslijn: geen plan; geen geld. Oftewel: bij individuele Raadsvoorstellen zodra het beleidskader of planontwikkeling gereed is presenteren wij hierbij ook een bijbehorende financiële paragraaf. Om het meerjarenperspectief toch vanuit budgettair oogpunt compleet te maken volgt onderstaand een opsomming van ontwikkelingen die nog op ons afkomen en een financiële bijdrage vragen. Deze opsomming is niet limitatief. Dit kan een structureel of incidenteel karakter hebben of een combinatie van beide. In een volgende versie gaan wij deze nog voorzien van een indicatie qua budget.

•    Actualisatie meerjarenonderhoud programma wegen
•    Actualisatie meerjarenonderhoud programma gebouwen inclusief duurzaamheid
•    Actualisatie Begraafplaatsenbeleid
•    Actualisatie Beleidsplan openbare verlichting
•    Programma Toekomstbestendige organisatie (TBO)
•    Project Toekomstbestendig werken in de openbare ruimte inclusief huisvesting
•    Dienstverleningsovereenkomst (DVO) gemeente Emmen automatisering
•    Regiodeal
•    Beleidsplan Kunst en Cultuur en doorontwikkeling streekomroep
•    Revitalisering Holwert-Midden
•    MFC Schoonoord
•    Programma Centrum: onderdelen Markt, Haven en Citadelpunt
•    Programma Duurzaamheid
•    Programma Wonen instrumentarium

Uitgangspunten 2024-2027

Financieel beleid in de komende jaren

Terug naar navigatie - Financieel beleid in de komende jaren

Financiële uitgangspunten 
Voor 2024 zijn wij tevreden met het resultaat van deze Kaderbrief. Dit is een mooie opmaat naar de samenstelling van de Programmabegroting 2024. 

Wij blijven vast houden aan onze uitgangspunten in de nota financieel beleid. We willen realistisch begroten en zullen meer en meer het principe 'geen plan, geen geld' hanteren. Dat betekent dat op basis van uitgewerkte en aangenomen raadsvoorstellen vaker tussentijdse begrotingswijzigingen kunnen plaatsvinden.  Waar we voor het komende begrotingsjaar substantiële financiële voorstellen verwachten, zullen we die in de programmabegroting aankondigen. Bij het samenstellen van de Programmabegroting en het doen van voorstellen aan uw raad, beoordelen wij of onze inkomsten en uitgaven met elkaar in evenwicht zijn. Meerjarige kosten dekken wij af met meerjarige dekkingsmiddelen. Incidentele kosten kunnen met incidentele middelen worden afgedekt. Naast dit principe vinden wij een stabiele en beheersbare vermogenspositie van groot belang. Dat komt tot uitdrukking in de verhouding tussen het eigen vermogen en vreemd vermogen. Deze verhouding, de solvabiliteit, mag tussen de 30% en 40% zijn. Dit zijn belangrijke toetspunten in onze financiële beoordeling en advisering. 

Ruimte in de begroting 
Het saldo van deze kaderbrief is ook na 2024 positief. Wel zien we in 2026 een forse daling in de inkomsten. Naast de ontwikkelingen die wij financieel hebben vertaald, moeten wij de onzekerheden van de huidige tijdgeest benoemen, zoals de oorlog in Oekraïne, de torenhoge inflatie en de situatie op de arbeidsmarkt. In de Programmabegroting 2024 verwerken wij de onderwerpen die op dit moment nog niet concreet zijn, maar die wij in het najaar financieel kunnen vertalen. In onze begroting hebben wij ruimte gehouden om te kunnen meebewegen met ontwikkelingen. Ook hebben wij in de begroting budgetten opgenomen waar wij nog geen verplichtingen voor zijn aangegaan. Het zijn stelposten die flexibiliteit en ruimte bieden om gedurende het jaar keuzes te maken.  Wij hebben een stelpost vrije begrotingsruimte waarmee wij invulling kunnen geven aan (toekomstige) ambities en doelstellingen. In 2024 en 2025 kent deze stelpost aanzienlijke saldi, echter vanaf het ravijnjaar 2026 en verder is deze stelpost nagenoeg nihil. Wij hebben een stelpost onvoorzien om tijdens het begrotingsjaar tussentijdse tegenvallers op te kunnen vangen zonder dat de uitvoering van ons beleid onder druk komt te staan. Deze stelpost bevat elk jaar € 100.000. Voor toekomstige vervangingsinvesteringen hebben wij jaarlijks een stelpost van € 100.000. Tevens hebben wij een stelpost voor inflatie, maar zoals beschreven zullen wij de toereikendheid van de huidige budgetten toetsten en waar nodig aanvullen bij het samenstellen van de programmabegroting 2024. Naast deze vier stelposten storten wij elk jaar € 2 miljoen in de algemene reserve om onze vermogenspositie gezond te houden.

Ontwikkeling reservepositie

Terug naar navigatie - Ontwikkeling reservepositie

Onze reservepositie is goed. Dat biedt ons flexibiliteit en ruimte om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en ambities. Ook is een goede reservepositie belangrijk om eventuele tegenvallers op te vangen, zonder dat de uitvoering van ons bestaande beleid onder druk komt te staan. In de komende jaren hebben wij de structurele storting in de reserve begroot. De algemene reserve ontwikkelt zich naar verwachting als volgt. 

VERLOOP ALGEMENE RESERVE
(bedragen x € 1.000) Prognose Begroting
2023 2024 2025 2026 2027
Stand algemene reserve begin boekjaar 36.976 42.298 44.298 46.298 48.298
Toevoegingen aan de reserve
Structurele versterking vermogenspositie 2.000 2.000 2.000 2.000 2.000
Resultaat jaarrekening 2022 na resultaatbestemming 3.780
Resultaat halfjaarrapportage 2023 p.m.
Totaal toevoegingen 5.780 2.000 2.000 2.000 2.000
Onttrekkingen aan de reserve
Conform Programmabegroting 2022, inclusief ontwikkelingen -458 - - -
Individuele raadsvoorstellen n.v.t.
Resultaat halfjaarrapportage 2022 p.m.
Totaal onttrekkingen -458
Stand algemene reserve eind boekjaar 42.298 44.298 46.298 48.298 50.298

Ontwikkeling solvabiliteit

Terug naar navigatie - Ontwikkeling solvabiliteit

De solvabiliteit is een belangrijke indicator voor onze financiële positie. In de Nota financieel beleid is vastgelegd dat deze indicator in de bandbreedte van 30% - 40% mag bewegen. Dat geeft ruimte om risico's af te dekken en ambities van dekking te voorzien. Wij hebben in het jaarverslag 2022 de solvabiliteit berekend. De solvabiliteit is eind 2022 39%. In de jaren er voor ( 2019, 2020 en 2021) was de solvabiliteit resp. 31%, 33% en 37%.  De percentages blijven binnen de vastgestelde bandbreedte. 

Bij de Programmabegroting 2024 berekenen wij de solvabiliteit voor de komende vier jaren. Wij houden daarbij oog voor de bandbreedte en streven er naar dat de solvabiliteit de 40% niet zal overschrijden.